Vandaag gaat de tiende week in dat ik hier, in de oefenruimte voor yoga, geen leerlingen ontvang. Toen ik na overleg met collega’s en na de persconferentie van de premier op zondagavond 15 maart, besloot de fysieke lessen on hold te zetten, had ik niet kunnen bevroeden dat het zo lang zou kunnen duren. (En we zijn er nog niet.) Waar ik eerst wat aarzelend toestemde in de maatregelen, leek het, het nieuws volgend met al haar sombere prognoses, de week erna of het nooit anders had gekund. De omslag die het brein maakt, hoe je je aanpast aan nieuwe omstandigheden waar je niet op bent voorbereid, dat is verbazingwekkend. De (ook) aan mij gerichte toespraken van de regering en van de koning, een lege Dam op Dodenherdenking, dat roept iets plechtigs en ‘plichtigs’ op. Het beroep dat op me gedaan wordt om goed om te gaan met dingen die nu eenmaal nu Moeten, omdat het niet anders kan. Solidariteit en afstand houden. Maar misschien betreft dat afstand houden niet slechts de 1,5 meter die we bij anderen uit de buurt moeten blijven, maar ook een beetje afstand nemen tot grote woorden als ‘nog nooit’ en ‘nooit meer’ en ‘ernstigste crisis sinds….’ Soms lijkt de daadkrachtige taal die gesproken wordt om ons tot iets aan te zetten, behoorlijk wat op oorlogsretoriek. Het vaderland vraagt offers. En het klopt natuurlijk dat er moet worden aangepast. En veranderd. Door iedereen. Want we denken aan de mensen die ziek zijn geworden door het virus en diegenen die dierbaren en kennissen hebben verloren. Maatregelen zijn nodig in zo’n situatie en moeten ook opgevolgd worden om mensen zoveel als mogelijk is te beschermen en abrupte en snelle verspreiding tegen te gaan.

Maar het lijkt me ook een kwestie van meebuigen in deze storm, goed kijken, en ook stilstaan bij je eigen gedachtes en gevoelens. Het lijkt wat dat betreft een beetje op wat we in een yogales doen. We willen misschien een beetje meer souplesse, een beetje meer rust, daarvoor kunnen we gebruik maken van aangereikte technieken, daarvoor gaan we naar een leraar, en tegelijkertijd moeten we goed zelf blijven voelen wat goed voor ons is, en hoe we onze rust kunnen behouden.

Hoe we kunnen meebuigen in de nieuwe maatschappij die (tijdelijk?) is ontstaan, merk ik zelf bijvoorbeeld door het toch kunnen verzorgen van critical alignment lessen, maar dan online via het videoconferentie programma Zoom. De eerste keer was een uitprobeerles en ik hoorde mezelf praten in een lege ruimte, ik was alleen,  ik lag naar de witte muren en de groene balken boven me te kijken, maar al snel voelde ik toch de aanwezigheid van diegenen die meededen die vrijdag, en dat versterkte mijn vertrouwen in deze vorm enorm. Dat het toch mogelijk was via de ongelooflijke techniek die we tot onze beschikking hebben, want ook daar raakte ik opeens in korte tijd veel meer wegwijs in, elkaar te zien, elkaar te horen en begeleiding te geven terwijl ieder in zijn eigen ruimte met hetzelfde bezig is. Corrigeren is in deze vorm lastig, daarom speelt taal meer dan ooit een hoofdrol. Als ik niet wil dat leerlingen steeds uit de houdingen komen om naar het scherm te kijken maar dat ze mee kunnen gaan op onderzoek, dan moet ik mijn woorden goed kiezen. En dat vind ik leuk, dat uit te proberen. Het inspireert me en biedt nieuwe mogelijkheden. Zo kan mijn moeder nu ook vanuit Den Haag meedoen en vriendinnen die in Spanje wonen! Je bent opeens wekelijks bij elkaar in de huiskamer….en je zou bijna vergeten dat het begon als een noodoplossing.

Ik liep laatst voor het eerst sinds deze corona weken op een vrijdagavond door de binnenstad van Haarlem. Ik zag voor het eerst de verlaten Grote Markt, de opgestapelde terrasstoelen, de dichtgetrokken gordijnen van de cafés. De Filmschuur en de Philharmonie potdicht. Dat gaf me een treurig gevoel. De eerste weken had ik stiekem een beetje genoten van de stille straten en de verminderde ruis van geluid die altijd op de achtergrond aanwezig is en die je bijna niet meer opmerkt, totdat het weg is, alsof je de afzuigkap uitzet, en de rust op straat gaf me het gevoel alsof de stad een best heel erg prettig ritme aannam. Dit mocht wat mij betreft wel wat blijven als we weer terug naar normaal zouden gaan. … In de avond van mijn wandeling drong de andere kant van het verhaal nog eens goed door: wat een stad ook een stad maakt ligt nu op z’n gat. De bedrijvigheid in de straten, mensen die elkaar ontmoeten, omhelzen, onbekommerd communiceren, naar de film gaan terwijl anderen naast je hetzelfde verhaal in worden getrokken, op een terras zitten na een warme dag, naar het strand gaan, in de trein zitten, yogalessen geven met de mensen tastbaar om je heen.

Een passend gedicht van schrijver en theatermaker Marjolijn van Heemstra:

Bamboetijd

Ik weet niet hoe te buigen in de wind, ik loop

er stijf tegenin. Nu elke dag nog voor zonsopgang

uiteen waait, geen seconde op zijn plek laat, roep ik

het riet aan, lied van lang en lenig gras, hoe blijf ik

waar ik ben in deze tornado –

En dit is wat er in mijn oren fluit:

De bamboetijd is aangebroken, ze vraagt om

soepele wervels, de kracht van gewas dat in één

zwaai tot de grond zwiept en naar de wolken strekt,

vliegensvlug beide kust, voortdurend in beweging,

op steeds dezelfde plek.

Ik gooi mijn stramme rug de storm in, laat haar

langs mijn botten blazen, daar is de aarde, daar

de lucht, ik buig me, strek en buig weer terug.